woensdag 19 juni 2013

Portret van Antoinette Gispen

Haar vaak monumentale werk trekt de aandacht, maar zelf treedt Antoinette Gispen liever niet voor het voetlicht. Vandaag wordt ze 92 jaar. Portret van een bescheiden kunstenares die haar leven in dienst van de kunst stelt.

Bescheiden is ze. Ook al heeft ze er inmiddels al meer dan 91 jaar opzitten, ze blaast niet hoog van de toren. Integendeel, het lijkt wel of ze steeds minder ruimte inneemt - niet alleen letterlijk. “Schrijf maar geen kunstenaar”, zegt ze. “En ook geen Gispen. Dat staat zo gek, ook al is het in de mode. Noem me maar liever Antoinette.” Ze is de dochter van de bekende meubelontwerper Willem Hendrik Gispen, met wie ze een ingewikkelde verhouding had nadat hij haar moeder met drie kinderen achterliet en hertrouwde met een veel jongere vrouw. “Terwijl mijn moeder haar leven voor hem had opgeofferd.” Dergelijke dingen zijn privé, vindt ze, “zeg daar maar niets over.” Ook mag ik niet schrijven over haar appartement in de Parklaanflat in het Rotterdamse Scheepvaartkwartier, waar zij sinds 1975 woont en werkt. Deze eerste Nederlandse glasvliesgevelflat van Willem van Tijen uit 1932 is een toonbeeld van Het Nieuwe Bouwen, de zakelijke, functionele stijl die ook door haar vader werd aangehangen, en is te vinden in elke architectuurgids van Rotterdam. “Het gaat niemand iets aan waar en hoe ik woon.” Ze is een kind van haar tijd, geboren in 1921, terughoudend en gehecht aan haar privéleven. Van de hedendaagse gewoonte om persoonlijke gebeurtenissen met (meer of minder bekende) anderen te delen, onder meer via sociale media, begrijpt ze niets. “Ik vind het niet belangrijk dat men weet in welke kringen ik verkeerde en met welke kunstenaars ik optrok. Ik ben gewoon bezig.”
Haar werk verraadt wel iets over haar privéleven. De lanen, bomen, kades en schepen in de omgeving van haar flat werden vastgelegd in houtsneden en op doek. Voorbijgangers onder een paraplu, de voorgevel van het witte pand aan de overkant. Of, iets verder van huis, twee sleepboten in de haven en Hotel New York, het voormalige hoofdkantoor van de Holland-Amerika Lijn, gezien vanaf de Westerkade. Ze liet zich inspireren door wat zij om zich heen zag: de telefoon en wat papieren onder de lamp, het uitzicht vanuit haar atelier, hoewel zij haar onderwerpen soms zo abstraheerde dat hun herkomst niet altijd valt af te leiden. De houtsnede ‘Plan de ville’ is een weergave van een denkbeeldige stad in lijnen en vlakken. Een linosnede van scheepskranen in de haven laat lange driehoeken in rood, geel en wit uittorenen boven het zwarte vlak van de kade. Ook combineerde ze herkenbare figuren met abstracte vormen. “Deze haan is uitgewerkt met een zestigtal witte ringen”, licht ze een linoleumsnede toe. Vrolijk: “Die kom je buiten niet zo snel tegen.”
In de loop der jaren drukte ze de lino meerdere keren af, met steeds weer andere materialen en kleuren. Ze hield ervan wanneer het materiaal zijn stempel op het werk drukte en zijn eigen vorm toonde, zoals wanneer de nerven van het hout zichtbaar werden in de afdruk op papier, of wanneer de grove structuur van Japans papier de afdruk verlevendigde. Deze werkwijze had ook een praktische kant. Geslaagd werk kon zij zo hergebruiken. Voor een aardewerken bord drukte zij de klei in een houtsnede van jaren terug, terwijl de sierlijke fantasievogel op een schaal ook figureert op een bronzen penning die zij eerder in opdracht maakte. Zeker nu zij op haar 92e aan haar huis gekluisterd is, biedt dit hergebruik mogelijkheden om aan het werk te blijven, met de materialen die zij nog heeft.
En dat is veel. Haar appartement is volgestouwd met materialen en met werk dat zij best had willen verkopen. In de gang leunen rijen ingelijst grafiek tegen de muren, de bank in de piepkleine woonkamer ligt bezaaid met aardewerk en tegeltableaus, in haar atelier hangen planken voor houtsneden tegen ladekasten waarop stapels oningelijst werk liggen opgetast. Aan de muren lino’s, olieverfschilderijen, een poster.

Hoewel er in de loop der jaren enkele artikelen over haar werk verschenen, zij enkele ‘eervolle’ prijzen won, hier en daar exposeerde en ook groot en klein werk in opdracht maakte, kreeg zij niet het succes en de erkenning waarop zij soms hoopte. Zij genoot van de monumentale opdrachten voor kerken, scholen en andere gebouwen, zoals met glasappliqué versierde ramen, gobelins en wandschilderingen, maar, vertelt ze, “ik wist nooit goed hoe ik exposities moest organiseren, of stukken in de krant.” Sommige van haar academievriendinnen, met wie zij nog altijd contact heeft, waren meer succesvol. “Dat ligt ook aan hoe je leven zich ontwikkelt. Of je zo bent dat je veel kunt exposeren. Daar ben ik dus helemaal niet zo goed in, de buitenkant.”
Tegenwoordig is groot werk haar fysiek te zwaar en maakt zij aardewerken borden en tegels ingelegd met Muranoglas, dat over is van een vroegere, monumentale opdracht. “Als vierjarig meisje tekende ik al veel en vroeg ik mijn moeder elk ogenblik om een ‘kapiertje’; een papiertje. Ik ben blij dat zij mij stimuleerde naar de Academie te gaan en mijn leven te wijden aan de kunst. Dat heb ik altijd heerlijk gevonden. Ook nu nog ben ik het liefst aan het werk.”

Dit portret is een bewerking van de inleiding op de monografie 'Antoinette Gispen: een overzicht'.